inhaken

werkw.

Uitspraak:	['ɪnhakə(n)]
Afbreekpatroon:	in·ha·ken
Vervoegingen:	haakte in (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft ingehaakt (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

degene die naast je zit een arm geven

Voorbeeld:

`gezellig allemaal inhaken en meedeinen op de muziek`

Spreekwoorden en zegswijzen

• er op inhaken (=reageren op iets dat gezegd is en daar verder op doorgaan)
Naar de spreekwoorden

2 definities op Encyclo

'Inhaken' is de arm door de gebogen arm van iemand anders steken, om deze op die manier vast te houden. Inhaken wordt gedaan op feestjes, als er gezellige muziek is waarbij men 'niet stil kan zitten' en er weinig ruimte is om te dansen.
1) In de arm nemen 2) Telefoon neerleggen 3) Ingaan op iets 4) Aansluiten bij 5) Aanknopen bij 6) Aanknopen 7) Nader ingaan op iets

Deze woorden beginnen met inhaken:

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van inhaken is 'haakte in'. Het voltooid deelwoord is 'heeft ingehaakt'.

'degene die naast je zit een arm geven'

inhaken spel je I N H A K E N

Op andere websites

Recentelijk gezocht