impliceren

werkw.
Uitspraak:  [ɪmpliˈserə(n)]
Afbreekpatroon:  im·pli·ce·ren
Vervoegingen:  impliceerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft geïmpliceerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

noodzakelijk zo zijn als iets anders het geval is
Voorbeeld:  `Dat ze dit probleem kon oplossen, impliceert dat ze intelligent is.`
Synoniemen:  inhouden, betekenen, volgen uit,


Synoniemen
betekenen   inhouden   volgen uit (antoniem)   

5 definities op Encyclo
  • Inhouden
  • iets betekenen vb: het besluit impliceert dat iedereen voortaan zijn koffie zelf betaalt Synoniem: inhouden
  • `Jeukwoord.` Synoniem: betekenen, bedoelen
  • 1) Verwikkelen 2) Meebrengen 3) Met zich meebrengen 4) In zich sluiten 5) Inhouden 6) Insluiten 7) Betekenen 8) Behelzen 9) Begrijpen 10) Omsluiten 11) Omvatten
  • omvatten Jaar van herkomst: 1594 (Aanv WNT )
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
impliceren (behelzen, tot gevolg hebben)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van impliceren?
De verleden tijd van impliceren is 'impliceerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geïmpliceerd'.
Wat betekent impliceren?
'noodzakelijk zo zijn als iets anders het geval is'
Hoe spel je impliceren?
impliceren spel je I M P L I C E R E N
Wat is een ander woord voor impliceren?
Andere woorden voor impliceren zijn betekenen en inhouden.
Wat is het tegenovergestelde van impliceren?
Een antoniem van impliceren is volgen uit.

Op andere websites
Zoek impliceren op Woordenlijst.org
Zoek impliceren op Google
Zoek impliceren op Wikipedia