ijzelen

werkw.
Uitspraak:  ['ɛizələ(n)]
Afbreekpatroon:  ij·ze·len
Vervoegingen:  ijzelde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft geijzeld (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

(van regen) meteen bevriezen op de grond
Voorbeelden:  `Het had geijzeld, iedereen ging onderuit.`,
`Het gaat straks ijzelen.`

Zie ook:  ijzel


4 definities op Encyclo
  • (doen) verstijven, koud worden, doen huiveren, als ijzel neervallen Voorbeeld: ‘De koude ijzelde en Jan voelde zijn leden vervriezen en de killigheid van de stenen tegen de rug door zijn versletene kleren’ (Langs Wegen 179)
  • • [onpr] [meteorologie] het vallen van onderkoelde regen die eenmaal in aanraking met de grond bevriest. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
  • 1) Rijpen 2) Weerkundig verschijnsel 3) Vallen van winterse neerslag 4) Winterse neerslag geven
  • ijzel vormen
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op ijzelen:
gijzelenverbrijzelen

Taaladvies
Schrijf je dit woord met een trema, of niet, geïjzeld of geijzeld? Zie geijzeld / geïjzeld

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van ijzelen?
De verleden tijd van ijzelen is 'ijzelde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geijzeld'.
Wat betekent ijzelen?
'(van regen) meteen bevriezen op de grond'
Hoe spel je ijzelen?
ijzelen spel je I J Z E L E N

Op andere websites
Zoek ijzelen op Woordenlijst.org
Zoek ijzelen op Google
Zoek ijzelen op Wikipedia