| Uitspraak: | [ɛis] |
| Voorbeeld: | `op het ijs schaatsen` | |
| het ijs breken | (zorgen dat iedereen zich meer op zijn gemak voelt) `Het gesprek begon wat stijfjes, maar de gastvrouw brak het ijs met een charmante opmerking.` |
| Voorbeelden: | `ijs van aardbeiensap`, `roomijs` | |
| Synoniem: | consumptie-ijs |
