halen

werkw.

Uitspraak:	[ˈhalə(n)]
Afbreekpatroon:	ha·len
Vervoegingen:	haalde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gehaald (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) naar de plaats waar je bent brengen

Voorbeeld:	`Mijn tas ligt boven, ik haal hem even.`
eruit halen wat erin zit	(je uiterste best doen voor het beste resultaat) `In de finale moet je eruit halen wat erin zit.`

2) op tijd zijn om mee te kunnen gaan (met de trein, bus of boot)

Voorbeeld:

`We hebben nog maar vijf minuten, dus die trein halen we nooit.`

3) erin slagen te bereiken of te krijgen

Voorbeelden:

`je rijbewijs halen`, `de finish halen`

4)

het niet halen bij

(veel minder goed zijn dan (iets of iemand)) `Het hoofdgerecht is niet zo lekker, het haalt het niet bij het voorgerecht.`

5)

het halen

((van een doodzieke) niet doodgaan) `Het was een risicovolle operatie, maar hij heeft het net gehaald.`

Zie ook:

haal

afhalen   behalen   bereiken   betrekken   erbij halen   gehaald   pakken   brengen (antoniem)   

• strelende katjes halen het vlees uit de pot. (=kijk uit voor overdreven vleierij)
• oude koeien uit de sloot halen (=oude geschiedenissen terug ten tonele voeren)
• om door een ringetje te halen (=keurig netjes)
• niets te halen (=niets te stelen of te ontnemen)
• niet halen bij (=niet kunnen tippen aan)
Toon alle 33 spreekwoorden die halen bevatten

• [Soldatentaal, 1914] een kleur krijgen.
• 1.rekken, uithalen bij spreken of zingen Voorbeeld: ‘Uit de hoogte, door de beuken, gaat het halend en herhalend Voorbeeld: ‘Kyrie Eleison’ 2.inademen Voorbeeld: ‘De adem haalde en blies in geregelde gang’ 3.uitdr.: Voorbeeld: ‘halen en talen’: aanhoudend spreken, opzeggen Voorbeeld: ‘Door de...
• (bij zich) brengen, bemachtigen
• (bij zich) brengen, bemachtigen Jaar van herkomst: 1265-1270 (CG Lut.K )
• • [ov] ergens heengaan met als doel om iets of iemand mee terug te brengen.

Toon uitgebreidere definities

• aanhalen• achterhalen• ademhalen• afhalen• behalen• binnenhalen• doorhalen• herhalen• inhalen• inschalen• leeghalen• neerhalen• onthalen• ophalen• opschalen• overhalen• schouderophalen• terughalen• uithalen• verhalen

halen (bij zich brengen, bereiken)

Is er verschil tussen ophalen en afhalen? Zie Ophalen / afhalen

Wat is de verleden tijd van halen?

De verleden tijd van halen is 'haalde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gehaald'.

Wat betekent halen?

'naar de plaats waar je bent brengen' en 'op tijd zijn om mee te kunnen gaan (met de trein, bus of boot)' en 'erin slagen te bereiken of te krijgen' en '' en ''

Hoe spel je halen?

halen spel je H A L E N

Wat is een ander woord voor halen?

Andere woorden voor halen zijn afhalen, behalen, bereiken, betrekken, erbij halen, gehaald en pakken.

Wat is het tegenovergestelde van halen?

Een antoniem van halen is brengen.

Zoek halen op Woordenlijst.org
Zoek halen op Google
Zoek halen op Wikipedia