de ficus

zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak:  ['fikʏs]
Afbreekpatroon:  fi·cus
Verbuigingen:  ficussen (meerv.)

boom met talloze verschillende soorten
Voorbeelden:  `In Nederland wordt een ficus vaak als kamerplant gebruikt.`,
`De vijg is ook een ficus.`


4 definities op Encyclo
  • 'Ficus' is de botanische naam van een geslacht uit de moerbeifamilie ('Moraceae'). Biologisch is het genus zeer boeiend vanwege de bestuivingsecologie, waarbij elke soort zijn eigen vijgenwesp heeft.
  • 1) Plant 2) Kamerplant 3) Rubberplant 4) Vijgenboom 5) Schelpdier 6) Sierplant 7) Vijg
  • plantengeslacht Jaar van herkomst: 1911 (WNT )
  • uitheemse plant met verschillende variëteiten die om hun glimmende, leerachtige bladeren vaak als groene kamerplant worden gehouden en tot hetzelfde geslacht als de vijgenboom behoren plantensoort die ficus wordt genoemd; plantensoort van de ficussen
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op ficus:
rector magnificusgraficus

Herkomst volgens etymologiebank.nl
ficus (plantengeslacht)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Is het 'de ficus' of 'het ficus'?
Het is 'de ficus', want ficus is mannelijk. Als je het aanwijst is het 'die ficus'.
Wat is het meervoud van ficus?
Het meervoud van ficus is 'ficussen'. Eén ficus, twee ficussen.
Wat betekent ficus?
'boom met talloze verschillende soorten'
Hoe spel je ficus?
ficus spel je F I C U S

Op andere websites
Zoek ficus op Woordenlijst.org
Zoek ficus op Google
Zoek ficus op Wikipedia