| Uitspraak: | [ɛr'ɪn] |
| Afbreekpatroon: | er·in |
| Voorbeelden: | `een vloerkleed met een grote vlek erin`, `erin blijven geloven dat het weer allemaal goed komt` | |
| erin blijven | (doodgaan) `Hij verslikte zich ernstig en bleef erin.` | |
| erin komen | (beginnen te begrijpen) `Ik snapte eerst niks van die materie, maar ik kom er nu een beetje in.` |
