domiciliëren

werkw.
Uitspraak:  [domisili'jerə(n)]
Vervoegingen:  domicilieerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gedomicilieerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) officieel ergens (gaan) wonen
Voorbeeld:  `Ik wil mij laten domiciliëren op het huisadres van mijn vriend.`
Synoniem:  woonachtig zijn

2) je bank als officieel adres kiezen voor (betalingen) financieel
Voorbeeld:  `rekeningen domiciliëren`


1 definitie op Encyclo
  • Let op: Spelling van 1858 met de woon vestigen. Domicilum, Lat., verblijf, huisvesting, woonplaats; domicilium citandi et executandi, vaste woonplaats, alwaar men zijn beroep oefent
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van domiciliëren?
De verleden tijd van domiciliëren is 'domicilieerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gedomicilieerd'.
Wat betekent domiciliëren?
'officieel ergens (gaan) wonen' en 'je bank als officieel adres kiezen voor (betalingen)'
Hoe spel je domiciliëren?
domiciliëren spel je D O M I C I L I E-umlaut R E N

Op andere websites
Zoek domiciliëren op Woordenlijst.org
Zoek domiciliëren op Google
Zoek domiciliëren op Wikipedia