delegeren

werkw.

Uitspraak:	[deləˈxerə(n)]
Afbreekpatroon:	de·le·ge·ren
Vervoegingen:	delegeerde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gedelegeerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

(taken, werk) door iemand anders laten uitvoeren

Voorbeeld:

`tijdens je vakantie werk delegeren aan een collega`

Synoniemen

9 definities op Encyclo

'Delegeren' is het overdragen van bevoegdheden, inclusief de verantwoordelijkheid. Als in een organisatie weinig gedelegeerd wordt is er sprake van centraal gezag ('centralisatie').
iemand als vertegenwoordiger sturen vb: we delegeerden Willem het aan iemand anders overlaten vb: de directeur delegeert veel werk aan zijn secretaresse
1) Machtigen 2) Overdragen van taken 3) Afvaardigen 4) Overdragen 5) Deputeren 6) Uitzenden 7) Taken overdragen 8) Verdelen 9) Met volmacht afzenden
Het overdragen van een taak, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van een daartoe bevoegde medewerker, aan een ondergeschikte medewerker.
Het overdragen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden aan een hiërarchisch lager orgaan in de organisatie.

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van delegeren is 'delegeerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gedelegeerd'.

'(taken, werk) door iemand anders laten uitvoeren'

delegeren spel je D E L E G E R E N

Andere woorden voor delegeren zijn afvaardigen, deputeren en overdragen.

Op andere websites

Recentelijk gezocht