dampen

werkw.

Uitspraak:	['dɑmpə(n)]
Afbreekpatroon:	dam·pen
Vervoegingen:	dampte (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gedampt (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) damp of nevel produceren

Voorbeelden:

`dampende koffie`,
`dampende schoorstenen`,
`een dampende sauna`

2) een stoombad nemen

Voorbeelden:

`dampen boven een kom heet water als je verkouden bent`,
`zitten te dampen in de sauna`

Zie ook:

Synoniemen

Spreekwoorden en zegswijzen

• de dampen aandoen (=pesten)
Naar de spreekwoorden

4 definities op Encyclo

[Bargoens, boeventaal] iemand de dampen aandoen (de pest injagen).
[Straattaal] wegrennen (een dampoe is een scheet, maar op deze manier; `dampen` betekent het wegrennen).
1) Rook afgeven 2) Misten 3) Domen 4) Wasemen 5) Blowen 6) Dompen 7) Lurken aan een e-sigaret 8) Afgeven 9) Stomen 10) Sterk roken 11) Smoken 12) Smoren 13) Walmen 14) Damp afgeven 15) Uitwasemen 16) Rook uitblazen 17) Roken
damp afgeven

Deze woorden eindigen op dampen:

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van dampen is 'dampte'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gedampt'.

'damp of nevel produceren' en 'een stoombad nemen'

dampen spel je D A M P E N

Andere woorden voor dampen zijn afgeven, blowen, damp afgeven, rook afgeven, stomen, tabak roken, uitwasemen, verdampen en wasemen.

Op andere websites

Recentelijk gezocht