het dak

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [dɑk]
Verbuigingen:  daken (meerv.)

bovenkant (van een gebouw of een voertuig zoals een auto)
Voorbeeld:  `Huizen hebben een puntdak of een plat dak.`
uit je dak gaan  (heel erg blij zijn en dat duidelijk laten merken) `Toen ik die prijs won, ging ik helemaal uit mijn dak.`
het gaat van een leien dakje  (het gaat goed en makkelijk)
iets van de daken schreeuwen  (iets aan iedereen vertellen)
iets op je dak krijgen  (de schuld krijgen van iets)
dat valt koud op mijn dak  (dat is een onaangename verrassing)

Zie ook:  dakje


Synoniemen
afdekkap   bedekking   huis   kap   koep   koepel   overdekking   overkapping   

Spreekwoorden en zegswijzen
• van een leien dakje gaan (=bijzonder vlot en zonder problemen verlopen)
• van de daken schreeuwen (=aan iedereen luid kenbaar maken)
• uit je dak gaan (=buiten zinnen raken)
• te veel pannen op het dak (=te veel die het kunnen horen)
• op je dak krijgen (=iets onaangenaams krijgen)
Toon alle 17 spreekwoorden die dak bevatten

Intensiveringen
Hoe kun je met dak een ander begrip versterken?
de pannen van het dak spelen; het dak eraf spelen;

15 definities op Encyclo
  • - Voorbeeld: ‘En waarom leefde hij nu niet van einden in, ten dake nêrewaarts lijk zijn makkers die 't bestaan sleten gelijk zij konden, zonder overwegen, welgezind weg en ongevoelig?’ (Lenteleven)
  • •het deel dat een gebouw aan de bovenkant bedekt en bescherming biedt tegen het weer.
  • wat een huis of auto bedekt vb: er zit een vogel op het dak het van de daken schreeuwen [het overal vertellen] iemand op je dak krijgen [hem onverwacht op bezoek krijgen] geen dak boven je hoofd hebben [geen huis om in te wonen] onder dak zijn [huisvesting gevonden hebben] een dak boven je hoofd hebben [een w...
  • [ bouwkundige termen] De afdekking van een gebouw of een deel ervan, bestaande uit een kapconstructie met een of meerdere hellende vlakken (dakschild), ook dak of een horizontaal vlak (plat dak)
  • 1) Bovenafsluiting 2) Huisbedekking 3) Overdekking 4) Deel van een auto 5) Deel van een gebouw 6) Deel van een huis 7) Deel van een wagen 8) Deel van een woning 9) Dekstuk 10) Bovenkant 11) Bovenkant van een gebouw 12) Bovenste deel 13) Bovenste deel van een huis 14) Onderkomen 15) Afdekking 16) Afdekkap
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met dak:
dakantennedakappartementdakbaandakbalkdakbedekkingdakbeschotdakconstructiedakdeeldakdekkerdakdekkersbedrijfdakgebintdakgootdakhaasdakherderdakisolatiedakjedakkamerdakkapeldakleerdaklei
Toon alle woorden die beginnen met dak

Deze woorden eindigen op dak:
afdakonderdakzonnedakzadeldakzaagdakwolfsdakwolfdakvouwdaktentdakstrodaksheddakschuifdakschilddaksandakroldakrokersafdakroevendakpuntdakpoendakpaviljoendak
Toon alle woorden die eindigen op dak

Herkomst volgens etymologiebank.nl
dak (bedekking van een huis)

Taaladvies
Waar komt de uitdrukking `Het gaat van een leien dakje` vandaan en wat wordt ermee bedoeld? Zie Het gaat van een leien dakje

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Is het 'de dak' of 'het dak'?
Het is 'het dak', want dak is onzijdig. Als je het aanwijst is het 'dat dak'.
Wat is het meervoud van dak?
Het meervoud van dak is 'daken'. Eén dak, twee daken.
Wat betekent dak?
'bovenkant (van een gebouw of een voertuig zoals een auto)'
Hoe spel je dak?
dak spel je D A K
Wat is een ander woord voor dak?
Andere woorden voor dak zijn afdekkap, bedekking, huis, kap, koep, koepel, overdekking en overkapping.

Op andere websites
Zoek dak op Woordenlijst.org
Zoek dak op Google
Zoek dak op Wikipedia