bungelen

werkw.
Uitspraak:  [̃ˈbʏŋələ(n)]
Afbreekpatroon:  bun·ge·len
Vervoegingen:  bungelde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gebungeld (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) heen en weer bewegen
Voorbeelden:  `op een stoel zitten en met je benen bungelen`,
`aan een touw bungelen`,
`boven een afgrond bungelen`

2) in onzekerheid verkeren
Voorbeeld:  `We kregen geen informatie, ze lieten ons bungelen.`


5 definities op Encyclo
  • hangend heen en weer bewegen vb: het meisje bungelt aan het klimrek
  • 1) Schommelen 2) Slingeren
  • Bungelen is aan een draadje hangen dat bijna knapt. Ook figuurlijk: gezegd van een politicus wiens lot aan een zijden draadje hangt. [basiswoordenlijst groep 5]
  • het uitspoelen van het kuilnet bij de ankerkuilvisserij. Ook broezen, sluiven, schooneren, neren, eren, klaarspoelen, schoonspoelen en spoelen genoemd. Volgens Th.H. van Doorn is dwarshangen een variant hierop. Gijs Sepers, Waalschokkers zijn geen schokkers, Spiegel der Zeilvaart 8/2000 en Dr. Th. H. van Door...
  • slingeren Jaar van herkomst: 1782 (WNT bungelen II )
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met bungelen:
bungelend

Herkomst volgens etymologiebank.nl
bungelen = bengelen (slingeren)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van bungelen?
De verleden tijd van bungelen is 'bungelde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gebungeld'.
Wat betekent bungelen?
'heen en weer bewegen' en 'in onzekerheid verkeren'
Hoe spel je bungelen?
bungelen spel je B U N G E L E N

Op andere websites
Zoek bungelen op Woordenlijst.org
Zoek bungelen op Google
Zoek bungelen op Wikipedia