stam van een boom, van de wortels tot de takken (zowel groeiende als omgehouwen (VD: bol, 11) - Voorbeeld: Over de schouder draagt hij een grote kerfzaag, waar van de twee einden, achter en voor, op en neder dansen. Hij legt ze aan tegen 't bul van de populier
[I] oorkonde [II] stier
• [dierkunde] mannelijk rund en het mannetje van sommige andere zoogdieren en zeezoogdieren.
mannelijk rund vb: deze koe is nog niet bij de bul geweest Synoniem: stier oorkonde bij het behalen van een academische graad vb: zij heeft in vier jaar haar bul gehaald