bruusk

bijv.naamw.

Uitspraak:

[brysk]

plotseling en op een onaangename manier

Voorbeelden:

`iemand bruusk wakker maken`, `bruusk ingrijpen`, `Je stopte bruusk, daarom liep ik tegen je op.`

abrupt   eensklaps   kortaf   nors   onverhoeds   onzacht   opeens   plots   plotseling   plotsklaps   schielijk   

• onvriendelijk en in zichzelf gekeerd vb: ze gaf een bruusk antwoord Tegenstellingen: aardig attent vriendelijk mild hoffelijk zo onverwacht dat je ervan schrikt vb: bruusk keerde hij zich om
• 1) Grof 2) Kort aangebonden 3) Kort 4) Kortaf 5) Bars 6) Ruw 7) Ruw tewerk gaande 8) Opeens 9) Kortaangebonden 10) Schielijk 11) Onverhoeds 12) Onverwacht 13) Onvriendelijk 14) Onzacht 15) Abrupt 16) Eensklaps 17) Plotsklaps 18) Wars 19) Plots 20) Plotseling 21) Nors
• kortaf Jaar van herkomst: 1650 (Claes )

Toon uitgebreidere definities

• bruuskeren

bruusk (kortaf, onzacht)

Wat betekent bruusk?

'plotseling en op een onaangename manier'

Hoe spel je bruusk?

bruusk spel je B R U U S K

Wat is een ander woord voor bruusk?

Andere woorden voor bruusk zijn abrupt, eensklaps, kortaf, nors, onverhoeds, onzacht, opeens, plots, plotseling, plotsklaps en schielijk.

Zoek bruusk op Woordenlijst.org
Zoek bruusk op Google
Zoek bruusk op Wikipedia