I het bos

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [bɔs]
Verbuigingen:  bossen (meerv.)

gebied met bomen
Voorbeeld:  `in het bos wandelen`
door de bomen het bos niet zien  (je bezighouden met details en daardoor het grote geheel niet zien) `Er moet nog zoveel gebeuren, ik zie even door de bomen het bos niet.`
iemand het bos insturen  (iemand niet helpen, aan zijn lot overlaten)


II de bos

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [bɔs]
Verbuigingen:  bossen (meerv.)

voorwerpen die aan elkaar gebonden zijn
Voorbeelden:  `een bos bloemen`,
`asperges per bos verkopen`,
`sleutelbos`,
`een dikke bos haren`


Synoniemen
bosland   bundel   foreest   geboomte   ris   woud   

Spreekwoorden en zegswijzen
• huilen met de wolven in het bos (=het er niet mee eens zijn maar wel de baas gelijk geven en bevestigen)
• elke bos stro waait voor de wind (=onder makkelijke omstandigheden kan iedereen welvaren of iets uitvoeren)
• door de bomen het bos niet meer zien (=door alle details het overzicht verliezen)
• aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
Naar de spreekwoorden

Intensiveringen
Hoe kun je met bos een ander begrip versterken?
sterven bij bosjes; geil als een bos uien; gek als een bos uien;

25 definities op Encyclo
  • uitdr.: Voorbeeld: ‘de bos in’: dood, gestorven - Voorbeeld: ‘Fonske doopte voorzichtig zijn vingerke tegen 't konijn zijn neus en lekte er een druppelke bloed af. 't Graat de bos in, zei Sarelke’ - Voorbeeld: ‘Maar Zeen was dood. - Stokkedood, zei Barbara. - De bos in! zei Warten’ (ibid. 192)
  • [Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Bosch``] Een betrekkelijk groot terreingedeelte met boomen bedekt; men onderscheidt de bosschen naar de houtsoorten, die zij opleveren in bosschen van loofhout, naaldhout of gemengde bosschen. In hoogopgaande B. vindt men grootendeels hooge en zware boomen. Natuurbossche...
  • [I] (scheepvaart) balk [II] blut, alles verloren hebbende [III] bundel; (Surinaams-Nederlands) tros (bananen) [IV] woud
  • • [n] : groep bomen. • [m] : bundel stelen of vezels.
  • heleboel bomen bij elkaar vb: we maakten een wandeling in het bos hem het bos in sturen [niet serieus helpen] huilen met de wolven in het bos [doen wat anderen doen]
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met bos:
bosaanlegbosaapbosaardbeibosachtigbosalbosarbeiderbosarboretumbosbadbosbaderbosbedrijfbosbeekbosbeerbosbeheerbosbeleidbosbesbosbesliefhebberbosbessenjambosbodebosbodembosbouw
Toon alle woorden die beginnen met bos

Deze woorden eindigen op bos:
loofbosoerbossleutelboswilgenbosvloedbosvederbostrimbostoverbostakkenbosstrobosstadsbosstaatsbosspeelbossjabbosproductiebosparwabosparkbosooibosnaaldbosmoerasbos
Toon alle woorden die eindigen op bos

Herkomst volgens etymologiebank.nl
  1. bos (bundel, woud)
  2. bos (gezwel)
  3. bos = bost
  4. bos = bus (doos, blik)


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Is het 'de bos' of 'het bos'?
Het is 'het bos', want bos is onzijdig. Als je het aanwijst is het 'dat bos'.
Wat is het meervoud van bos?
Het meervoud van bos is 'bossen'. Eén bos, twee bossen.
Wat betekent bos?
'gebied met bomen'
Hoe spel je bos?
bos spel je B O S
Wat is een ander woord voor bos?
Andere woorden voor bos zijn bosland, bundel, foreest, geboomte, ris en woud.

Op andere websites
Zoek bos op Woordenlijst.org
Zoek bos op Google
Zoek bos op Wikipedia