Uit `De lagere vaktalen: De taal der hopkweekers` 1914 rond werktuig van een meter lengte ongeveer, dat langs één kant open is en waarmee men een put in den grond boort, waar de staak ingezet wordt.
werktuig om gaten mee te maken vb: met de boor maakte hij een gat in het hout je moet met een zaag kunnen boren en met een boor kunnen zagen [in noodgevallen moet je je kunnen behelpen]
[Vergeten woorden] (m.) drager, iemand die draagt [in mondboor, walboor, ~ beren ‘dragen’]
1) Handgereedschap 2) Tandartsinstrument 3) Timmermansgereedschap 4) Gereedschap om gaten te maken 5) Timmergereedschap 6) Voorwerp om te boren 7) Gereedschap van een timmerman 8) Gereedschapsmachine 9) Gaatjesmaker 10) Werktuig 11) Tandartsgereedschap 12) Gatenmaker 13) element 14) Werktuig om gaten te maken...
boorzuur - Jaar van herkomst: 1893 (WNT boor II ) werktuig om gaten te maken - Jaar van herkomst: 1440 (MNW )