bikkelen

werkw.

Uitspraak:	['bɪkələ(n)]
Afbreekpatroon:	bik·ke·len
Vervoegingen:	bikkelde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gebikkeld (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

eeuwenoud behendigheidsspel met een bal en harde stukjes bot of metaal ^games

Voorbeeld:

`Er wordt tegenwoordig niet meer gebikkeld.`

Zie ook:

6 definities op Encyclo

freq. van bikken (hier fig.) - Voorbeeld: ‘De boer zat daar te bikkelen aan zijn voornemen om de grote stap te wagen’
(Amsterdams) hard werken
1) Hard werken 2) Koten 3) Kinderspel 4) Zwoegen 5) Behendigheidsspel voor meerdere spelers 6) Spel 7) Bikken 8) Eten 9) Kootspel
met bikkels spelen
met bikkels spelen zich in een wedstrijd keihard inzetten; hard en meedogenloos spelen ook buiten de sport: heel hard werken of een heel harde strijd voeren om iets

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van bikkelen is 'bikkelde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gebikkeld'.

'eeuwenoud behendigheidsspel met een bal en harde stukjes bot of metaal'

bikkelen spel je B I K K E L E N

Op andere websites

Recentelijk gezocht