bijten

werkw.
Uitspraak:  [ˈbɛitə(n)]
Afbreekpatroon:  bij·ten
Vervoegingen:  beet (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gebeten (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) met je tanden vastgrijpen
Voorbeelden:  `op je nagels bijten`,
`De hond heeft de buurjongen gebeten.`
op je tanden bijten  (doorzetten ook al kost het pijn en moeite)
om in te bijten  (dat of die er erg lekker uitziet) `billen om in te bijten`
dat bijt elkaar niet  (dat kan naast elkaar bestaan of gebruikt worden) `Je kunt deze geneesmiddelen allebei gebruiken. Dat bijt elkaar niet.`

2) (van chemische stoffen) schade of pijn veroorzaken scheikunde
Voorbeeld:  `bijtende vloeistoffen`

Zie ook:  bijt


Synoniemen
branden   happen   

Spreekwoorden en zegswijzen
• zijn eigen luizen bijten hem (=hij wordt gekweld door zijn eigen kinderen)
• op een houtje bijten (=honger hebben)
• op de magerste paarden bijten de dazen. (=arme mensen hebben vaak pech)
• magere luizen bijten scherp (=met de armsten heb je de meeste last)
• je op de lippen bijten (=je inhouden (niet lachen of kwaad worden))
Toon alle 14 spreekwoorden die bijten bevatten

Intensiveringen
Hoe kun je met bijten een ander begrip versterken?
bijtende kou; bijtende spot;

9 definities op Encyclo
  • Uit `De lagere vaktalen: Taal der smeden en koperslagers ` 1914 deze vijl bijt niet meer: is versleten.
  • • [ov] iets afsnijden of afscheuren door tanden tegen elkaar te duwen.
  • je tanden ergens in zetten vb: hij beet in de appel gebeten zijn op iets of iemand [boos zijn uit haat of jaloezie]
  • 1) De tanden zetten in 2) Tanden ergens in zetten 3) Sterk prikkelen 4) Pijnlijk vasthouden 5) Knagen 6) Knabbelen 7) Toehappen 8) Knauwen 9) Happen 10) Een brandend gevoel veroorzaken 11) Mishandelen 12) Snauwen 13) Branden 14) De tanden in iets zetten 15) Kortaf zeggen 16) De tanden ergens inzetten
  • 1> door het hakken van bijten, wakken, door het ijs geraken: doorijzen. Zie ook in- en uitbijten. 2> een zekere oppervlakte, bijvoorbeeld twee bij twee meter, ijsvrij houden. Vermeld in: Reglement voor de haven der stad Amsterdam 1834. Vermoedelijk was dit niet alleen om bluswater bij de hand te hebben, maar ...
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met bijten:
bijtend

Deze woorden eindigen op bijten:
afbijtennagelbijtenontbijtentoebijtenverbijtenvastbijtenuitbijtenkribbebijteninbijtendoorbijtenaanbijten

Herkomst volgens etymologiebank.nl
bijten (de tanden ergens inzetten)

Taaladvies
Schrijf je bijten met ei of ij? Zie bijten / beiten

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van bijten?
De verleden tijd van bijten is 'beet'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gebeten'.
Wat betekent bijten?
'met je tanden vastgrijpen' en '(van chemische stoffen) schade of pijn veroorzaken'
Hoe spel je bijten?
bijten spel je B I J T E N
Wat is een ander woord voor bijten?
Andere woorden voor bijten zijn branden en happen.

Op andere websites
Zoek bijten op Woordenlijst.org
Zoek bijten op Google
Zoek bijten op Wikipedia