biggen

werkw.
Uitspraak:  ['bɪxə(n)]
Afbreekpatroon:  big·gen
Vervoegingen:  bigde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gebigd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

(van een varken dat jongen krijgt) biggen werpen (2)
Voorbeeld:  `De zeug heeft net gebigd.`

Zie ook:  big


4 definities op Encyclo
  • [Soldatentaal, 1914] duwen.
  • big - Voorbeeld: ‘Met hun tweeën bleven zij een tijdlang op het zwijn staan kijken dat nu gerust te zuchten lag en stil kermde - 't Is spijtig toch voor de biggens, mijmerde Max,... die vijf kunnen we opkweken, maar anders waren er dertien geweest’
  • [Let op: Spelling en uitleg uit 1890] spotnaam voor de inwoners van Wieringerwaard.
  • 1) Jongen 2) Jongen werpen 3) Viggenen
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op biggen:
inbiggen

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van biggen?
De verleden tijd van biggen is 'bigde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gebigd'.
Wat betekent biggen?
'(van een varken dat jongen krijgt) biggen werpen '
Hoe spel je biggen?
biggen spel je B I G G E N

Op andere websites
Zoek biggen op Woordenlijst.org
Zoek biggen op Google
Zoek biggen op Wikipedia