besmeuren

werkw.

Uitspraak:	[bə'smɵ:rə(n)]
Afbreekpatroon:	be·smeu·ren
Vervoegingen:	besmeurde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft besmeurd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

vies maken met iets vettigs of kleverigs

Voorbeelden:

`met bloed besmeurd`,
`iemands huis besmeuren`

Synoniemen

3 definities op Encyclo

• [ov] insmeren met iets om vies te maken.
1) Beduimelen 2) Vuilmaken 3) Bezoedelen 4) Bevuilen 5) Bevlekken 6) Besmetten 7) Bekladden
vuilmaken Jaar van herkomst: 1401-1500 (MNW )

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van besmeuren is 'besmeurde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft besmeurd'.

'vies maken met iets vettigs of kleverigs'

besmeuren spel je B E S M E U R E N

Een ander woord besmeuren is beduimelen.

Op andere websites

Recentelijk gezocht