afvuren

werkw.

Uitspraak:	['ɑfyrə(n)]
Afbreekpatroon:	af·vu·ren
Vervoegingen:	vuurde af (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft afgevuurd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

met een wapen wegschieten

Voorbeeld:	`een kogel afvuren`
vragen op iemand afvuren	(iemand veel vragen stellen) `al je vragen afvuren op het panel deskundigen`

afschieten   lanceren   schieten   vuren   

• [Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Afvuren``] geschut of draagbare wapenen
• ermee schieten vb: hij heeft het pistool afgevuurd vragen op iemand afvuren [hem snel veel vragen stellen]
• 1) Schieten 2) Wegschieten 3) Vuren 4) Lanceren 5) Uiten 6) Doen ontvlammen 7) Losbranden 8) Afschieten 9) Doen ontbranden 10) Werpen
• Afvuren is schoten lossen. [basiswoordenlijst groep 6]

Toon uitgebreidere definities

Wat is de verleden tijd van afvuren?

De verleden tijd van afvuren is 'vuurde af'. Het voltooid deelwoord is 'heeft afgevuurd'.

Wat betekent afvuren?

'met een wapen wegschieten'

Hoe spel je afvuren?

afvuren spel je A F V U R E N

Wat is een ander woord voor afvuren?

Andere woorden voor afvuren zijn afschieten, lanceren, schieten en vuren.

Zoek afvuren op Woordenlijst.org
Zoek afvuren op Google
Zoek afvuren op Wikipedia