afspringen

werkw.
Uitspraak:  ['ɑfsprɪŋə(n)]
Afbreekpatroon:  af·sprin·gen
Vervoegingen:  sprong af (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  is afgesprongen (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) springend (van iets) afgaan
Voorbeelden:  `van een berg afspringen`,
`bij een steiger van de boot afspringen`

2) niet meer doorgaan
Voorbeelden:  `De onderhandelingen zijn afgesprongen.`,
`De verkoop van ons huis is afgesprongen op de prijs.`
Synoniemen:  afketsen, stoppen, afgebroken worden,


Synoniemen
afketsen   afspatten   afvliegen   loslaten   naar beneden springen   opspringen   springen   

2 definities op Encyclo
  • Uit `De lagere vaktalen: De vogelvangerstaal` 1914 de muit is afgesprongen, het slag is afgesprongen: d.i. het slag is neergevallen.
  • 1) Afvliegen 2) Plots eindigen 3) Loslaten 4) Springen 5) Van de hand gewezen worden 6) Afspatten 7) Afketsen 8) Ketsen 9) Niet doorgaan 10) Opspringen
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van afspringen?
De verleden tijd van afspringen is 'sprong af'. Het voltooid deelwoord is 'is afgesprongen'.
Wat betekent afspringen?
'springend (van iets) afgaan' en 'niet meer doorgaan'
Hoe spel je afspringen?
afspringen spel je A F S P R I N G E N
Wat is een ander woord voor afspringen?
Andere woorden voor afspringen zijn afketsen, afspatten, afvliegen, loslaten, naar beneden springen, opspringen en springen.

Op andere websites
Zoek afspringen op Woordenlijst.org
Zoek afspringen op Google
Zoek afspringen op Wikipedia