afgelopen

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈɑfxəlopə(n)]
Afbreekpatroon:  af·ge·lo·pen

direct voorafgaand
Voorbeeld:  `goede herinneringen hebben aan afgelopen weekend`
Antoniem:  komend
Synoniemen:  vorig, jongstleden


Synoniemen
af   afgedaan   basta   beëindigd   gedaan   geëindigd   gepleegd   gereed   klaar   over   uit   verleden   voltooid   voorbij   vorig   

Intensiveringen
Uitdrukkingen die afgelopen betekenen (waarin het woord zelf niet voorkomt):
amen en uit;

3 definities op Encyclo
  • 1) Uit 2) Verleden 3) Naar beneden gewandeld tot het slot 4) Afgedaan 5) Basta 6) Over 7) Ten einde 8) Beëindigd 9) Nu is het uit 10) Geweest 11) Klaar 12) Gereed 13) Gepleegd 14) Genoeg 15) Geleden 16) Voltooid 17) Voorbij 18) Vorig 19) Geëindigd 20) Gedaan 21) Gebeurd 22) Voorbijgegaan 23) Jongstleden
  • Afgelopen betekent dat iets klaar is. [basiswoordenlijst groep 5]
  • voorbijgegaan; vorig; verleden
Toon uitgebreidere definities

Taaladvies
  1. Heeft afgelopen week dezelfde betekenis als verleden week of vorige week? Zie Afgelopen / verleden / vorige week
  2. (in de / het afgelopen -) Wat moet het zijn: in de afgelopen anderhalf jaar of in het afgelopen anderhalf jaar? Zie Anderhalf jaar


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat betekent afgelopen?
'direct voorafgaand'
Hoe spel je afgelopen?
afgelopen spel je A F G E L O P E N
Wat is een ander woord voor afgelopen?
Andere woorden voor afgelopen zijn af, afgedaan, basta, beëindigd, gedaan, geëindigd, gepleegd, gereed, klaar, over, uit, verleden, voltooid, voorbij en vorig.

Op andere websites
Zoek afgelopen op Woordenlijst.org
Zoek afgelopen op Google
Zoek afgelopen op Wikipedia