afdekken

werkw.

Uitspraak:	['ɑvdɛkə(n)]
Afbreekpatroon:	af·dek·ken
Vervoegingen:	dekte af (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft afgedekt (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) (met iets) bedekken

Voorbeeld:

`een boot afdekken met een dekzeil`

2) (risico) proberen te voorkomen

Voorbeeld:

`risico’s van aandelen afdekken met opties`

Synoniemen

14 definities op Encyclo

•iets over iets heen plaatsen.
er iets overheen leggen vb: het bouwwerk werd afgedekt met een oranje zeil Synoniem: bedekken Tegenstelling: blootleggen het dekken van de tafel afmaken vb: ik ben al begonnen, maar wil jij de tafel even afdekken? zoveel mogelijk ellende proberen te voorkomen vb: met deze verzekering worden bijna alle risico'...
Def.: het aanbrengen van een laag boven de verontreinigde bodem teneinde contactrisico's te beperken.
1. Het aanbrengen van een laag organisch materiaal, rondom de planten. 2. Het leggen van dennentakken e.d. op lage planten om vorstschade te voorkomen.
1) Opruimen 2) Blinderen 3) Toedekken 4) Luiven 5) Afruimen 6) Beschutten 7) Afschermen 8) Beschermen 9) Bedekken 10) Afschutten 11) Cacheren

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van afdekken is 'dekte af'. Het voltooid deelwoord is 'heeft afgedekt'.

'(met iets) bedekken' en '(risico) proberen te voorkomen'

afdekken spel je A F D E K K E N

Andere woorden voor afdekken zijn afruimen, afschermen, afschutten, bedekken, beschermen, beschutten, blinderen en opruimen.

Op andere websites

Recentelijk gezocht