afbouwen

werkw.
Uitspraak:  ['ɑvbɑuwə(n)]
Afbreekpatroon:  af·bou·wen
Vervoegingen:  bouwde af (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft afgebouwd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) langzamerhand beëindigen
Voorbeeld:  `een sportcarrière afbouwen`

2) (een onaf gebouw) voltooien
Voorbeeld:  `een aannemer die ons huis wil afbouwen`


Synoniemen
afwerken   beëindigen   

3 definities op Encyclo
  • 1) Voltooien 2) Ontmantelen 3) Minder werken 4) Geleidelijk verminderen 5) Een bouw voltooien 6) Afwerken 7) Volbouwen 8) Beëindigen
  • de bouw voltooien - Jaar van herkomst: 1845-1849 (WNT ) verminderen - Jaar van herkomst: 1971 (Theissen 1978 )
  • van een casco, een vaarklaar schip maken.
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
afbouwen (verminderen)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van afbouwen?
De verleden tijd van afbouwen is 'bouwde af'. Het voltooid deelwoord is 'heeft afgebouwd'.
Wat betekent afbouwen?
'langzamerhand beëindigen' en '(een onaf gebouw) voltooien'
Hoe spel je afbouwen?
afbouwen spel je A F B O U W E N
Wat is een ander woord voor afbouwen?
Andere woorden voor afbouwen zijn afwerken en beëindigen.

Op andere websites
Zoek afbouwen op Woordenlijst.org
Zoek afbouwen op Google
Zoek afbouwen op Wikipedia