afbinden

werkw.
Uitspraak:  ['ɑvbɪndə(n)]
Afbreekpatroon:  af·bin·den
Vervoegingen:  bond af (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft afgebonden (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) door een strakke band de aanvoer van bloed belemmeren naar (een lichaamsdeel)
Voorbeeld:  `je arm afbinden om de bloeding te stoppen`

2) (schaatsen) losmaken en uitdoen
Voorbeeld:  `je schaatsen afbinden na de wedstrijd`


Synoniemen
afdoen   afsnoeren   

2 definities op Encyclo
  • ( toesnoeren) Het te strak - of bij het niet nakijken van bindsels door diktegroei veroorzaakt- aanbinden, zodat de stengel gekneld raakt en bvb. gevoeliger is voor breuk. Plantenetiketten aan fruitbomen en bessenstruiken kunnen na enkele jaren insnoeren. 
  • 1) Toebinden 2) Onderbinden 3) Losmaken 4) Afsnoeren 5) Afsterven 6) Afdoen 7) Afknopen
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van afbinden?
De verleden tijd van afbinden is 'bond af'. Het voltooid deelwoord is 'heeft afgebonden'.
Wat betekent afbinden?
'door een strakke band de aanvoer van bloed belemmeren naar (een lichaamsdeel)' en '(schaatsen) losmaken en uitdoen'
Hoe spel je afbinden?
afbinden spel je A F B I N D E N
Wat is een ander woord voor afbinden?
Andere woorden voor afbinden zijn afdoen en afsnoeren.

Op andere websites
Zoek afbinden op Woordenlijst.org
Zoek afbinden op Google
Zoek afbinden op Wikipedia