aanpassen

werkw.
Uitspraak:  [ˈanpɑsə(n)]
Afbreekpatroon:  aan·pas·sen
Vervoegingen:  paste aan (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft aangepast (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) (kleding) aantrekken om te kijken of die goed zit
Voorbeeld:  `in de paskamer een rok aanpassen`

2) geschikt maken voor een bepaald doel
Voorbeeld:  `een woning aanpassen voor een invalide`
zich aanpassen aan een situatie  (je zo gedragen dat er geen probleem ontstaat) `zich aanpassen aan de gewoontes van een land`


Synoniemen
aanbrengen   aangepast   aankunnen   aarden   adapteren   bijstellen   geschikt maken   gewendraken   op proef aantrekken   passen   wennen   wijzigen   

1 definitie op Encyclo
  • 1) Bijwerken 2) Gewennen 3) Wennen 4) Bijstellen 5) Schikken 6) Afstemmen 7) Op proef aandoen 8) Bewerken 9) Zich richten naar 10) Updaten 11) Zich schikken naar 12) Zijn houding wijzigen 13) Passen 14) Veranderen 15) Richten 16) Assimileren 17) Adapteren 18) Emanciperen 19) Aarden 20) Gewendraken 21) Aanbren...
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
aanpassen

Taaladvies
Wat is juist: `Die broek pas ik eigenlijk niet meer` of `Die broek past mij eigenlijk niet meer`? Zie Ik pas / mij past die broek niet meer

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van aanpassen?
De verleden tijd van aanpassen is 'paste aan'. Het voltooid deelwoord is 'heeft aangepast'.
Wat betekent aanpassen?
'(kleding) aantrekken om te kijken of die goed zit' en 'geschikt maken voor een bepaald doel'
Hoe spel je aanpassen?
aanpassen spel je A A N P A S S E N
Wat is een ander woord voor aanpassen?
Andere woorden voor aanpassen zijn aanbrengen, aangepast, aankunnen, aarden, adapteren, bijstellen, geschikt maken, gewendraken, op proef aantrekken, passen, wennen en wijzigen.

Op andere websites
Zoek aanpassen op Woordenlijst.org
Zoek aanpassen op Google
Zoek aanpassen op Wikipedia