aankunnen

werkw.
Uitspraak:  [ˈankʏnə(n)]
Afbreekpatroon:  aan·kun·nen
Vervoegingen:  kon aan (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft aangekund (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) sterk genoeg zijn om iets te kunnen doen
Voorbeeld:  `een zware baan aankunnen`

2) even sterk of sterker zijn dan (iemand anders)
Voorbeelden:  `Hij probeerde me op de grond te krijgen, maar ik kon hem makkelijk aan.`,
`iemand aankunnen in een debat`


Synoniemen
aanpassen   afkunnen   ertoe in staat zijn   ervan op   het alleen zijn aankunnen   opgewassen zijn tegen   

Spreekwoorden en zegswijzen
• iets op zijn sloffen aankunnen (=iets heel gemakkelijk kunnen uitvoeren)
Naar de spreekwoorden

1 definitie op Encyclo
  • 1) Berekend zijn voor 2) Aanpassen 3) Mannen 4) Ertegenop kunnen 5) Berekend zijn 6) Kunnen rekenen 7) Afkunnen 8) Opgewassen tegen
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van aankunnen?
De verleden tijd van aankunnen is 'kon aan'. Het voltooid deelwoord is 'heeft aangekund'.
Wat betekent aankunnen?
'sterk genoeg zijn om iets te kunnen doen' en 'even sterk of sterker zijn dan (iemand anders)'
Hoe spel je aankunnen?
aankunnen spel je A A N K U N N E N
Wat is een ander woord voor aankunnen?
Andere woorden voor aankunnen zijn aanpassen, afkunnen, ertoe in staat zijn, ervan op, het alleen zijn aankunnen en opgewassen zijn tegen.

Op andere websites
Zoek aankunnen op Woordenlijst.org
Zoek aankunnen op Google
Zoek aankunnen op Wikipedia