aankleden

werkw.
Uitspraak:  [ˈankledə(n)]
Afbreekpatroon:  aan·kle·den
Vervoegingen:  kleedde aan (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft aangekleed (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

kleren aandoen
Voorbeelden:  `je weer aankleden na het zwemmen`,
`een patiënt helpen met aankleden`
Antoniem:  uitkleden
Synoniem:  kleden


Synoniemen
aandoen   aantrekken   decoreren   kleden   opdirken   versieren   versieringen aanbrengen   

3 definities op Encyclo
  • 1) Aantrekken 2) Optuigen 3) Opdirken 4) Kleding aandoen 5) Kleren aantrekken 6) Aandoen 7) Aandikken 8) Toilet maken 9) Aan het lichaam doen 10) Decoreren 11) Versieren
  • kleren aantrekken
  • Zich aankleden. [basiswoordenlijst groep 3]
Toon uitgebreidere definities

Taaladvies
  1. Gebruik je kleding, kledij of kleren in de volgende zin: Tieners zijn erg bezig met hun kledij/kleding/kleren? Zie Kledij / kleding / kleren
  2. Schrijf je ot-en-sienkleding (`ouderwetse kinderkleding`) met een hoofdletter, of met een kleine letter? Zie ot-en-sienkleding / Ot-en-Sienkleding
  3. Wie na het werk andere kleren aantrekt, kleedt die zich om of verkleedt die zich? Zie Omkleden / verkleden


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van aankleden?
De verleden tijd van aankleden is 'kleedde aan'. Het voltooid deelwoord is 'heeft aangekleed'.
Wat betekent aankleden?
'kleren aandoen'
Hoe spel je aankleden?
aankleden spel je A A N K L E D E N
Wat is een ander woord voor aankleden?
Andere woorden voor aankleden zijn aandoen, aantrekken, decoreren, kleden, opdirken, versieren en versieringen aanbrengen.

Op andere websites
Zoek aankleden op Woordenlijst.org
Zoek aankleden op Google
Zoek aankleden op Wikipedia